vrijdag 1 mei 2020

Lezingen en overweging voor de vierde zondag van Pasen

Terwijl er in Nederland steeds meer gehunkerd wordt naar een geleidelijke versoepeling van de Corona-maatregelen, zitten we nog steeds met zijn allen thuis. In Duitsland mogen in de meeste deelstaten de kerken weer open dit weekend. Met strenge maatregelen om afstand te houden, dat dan weer wel. In Nederland wordt er ook nagedacht onder welke voorwaarden dat weer zou mogen. 

We hopen er op, want we missen elkaar, en juist op deze zondag van de Goede Herder, wil Jezus ons niet alleen individueel liefdevol vastpakken en op zijn schouders brengen, maar ons ook thuis brengen in zijn schaapsstal, de Kerk. We zijn als individu geroepen om zijn leerlingen te zijn, maar ook met elkaar en voor elkaar. Onder de liefdevolle mantel van onze moeder Maria, aan het begin van de meimaand.

Daarover spreekt pastoor Seidel ook in zijn wekelijkse overweging... en die vindt u HIER, KLIK OP DEZE LINK

https://www.youtube.com/watch?v=fblGKXidWfY


Lezingen


Eerste Lezing       Hand., 2, 14a. 36-41
Op de dag van Pinksteren trad Petrus met de elf naar voren en verhief zijn stem om het woord tot de menigte te richten: "Voor heel het huis van Israël moet onomstotelijk vaststaan, dat God die Jezus die gij gekrui­sigd hebt, tot Heer en Christus heeft gemaakt," Toen zij dit hoorden, waren zij diep getroffen en zeiden tot Petrus en de overige apostelen: "Wat moeten we doen, mannen, broeders?" Petrus gaf hun ten antwoord: "Bekeert u en ieder van u late zich dopen in de naam van Jezus Christus tot vergeving van uw zonden. Dan zult gij als gave de heilige Geest ontvangen. Want die belofte geldt u, uw kinderen en alle mensen, waar dan ook, zovelen de Heer onze God zal roepen." Met nog vele andere woorden legde hij getuigenis af, en hij vermaande hen: "Redt u uit dit ontaarde geslacht." Die zijn woord aannamen lieten zich dopen, zodat op die dag ongeveer drieduizend mensen zich aansloten.

Antwoordpsalm Ps. 23 (22), 1-3, 3b-4, 5, 6
Refrein: De Heer is mijn herder, niets kom ik tekort.
De Heer is mijn herder, niets kom ik tekort; Hij laat mij weiden op groene velden. Hij brengt mij aan water, waar ik kan rusten, Hij geeft mij weer frisse moed.
Mijn schreden leidt Hij langs rechte paden omwille van zijn Naam. Al voert mijn weg door donkere kloven, ik vrees geen onheil waar Gij mij leidt.
Uw stok en uw herdersstaf geven mij moed en vertrouwen. Gij nodigt mij aan uw tafel tot ergernis van mijn bestrijders.
Met olie zalft Gij mijn hoofd, mijn beker is overvol. Voorspoed en zegen verlaten mij nooit, elke dag van mijn leven. Het huis van de Heer zal mijn woning zijn voor alle komende tijden.
Tweede Lezing    1 Petr., 2, 20b-25
Dierbaren, Geduldig verdragen wat gij te lijden hebt om uw goede daden, dat is het wat God behaagt. Het is ook uw roeping, want Christus heeft voor u geleden en u een voorbeeld nagelaten; gij moet in zijn voetstappen treden. Hij heeft geen zonde gedaan en in zijn mond is geen bedrog gevonden. Als Hij gescholden werd, schold Hij niet terug. Als men Hem leed aandeed, uitte Hij geen dreigementen. Hij liet zijn zaak over aan Hem die rechtvaardig oordeelt. In zijn eigen lichaam heeft Hij onze zonden op het kruishout gedragen, opdat wij aan de zonden zouden afsterven en gaan leven voor gerechtigheid. Door zijn striemen zijt gij genezen. Want gij waart verdwaald als schapen, maar nu zijt ge bekeerd tot de herder en behoeder van uw zielen.

Alleluia
Alleluia. Ik ben de goede Herder, zegt de Heer, Ik ken de mijnen en de mijnen kennen Mij. Alleluia.
  
Evangelie              Joh., 10,1-10
In die tijd zei Jezus: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie niet door de deur, maar langs een andere weg de schaapskooi binnengaat, hij is een dief en een rover. Maar wie door de deur binnengaat, is de herder van de schapen. Hem doet de deurwachter open. De schapen luisteren naar zijn stem; hij roept zijn schapen bij hun naam en leidt ze naar buiten. En als hij al zijn schapen naar buiten heeft gebracht, trekt hij voor hen uit, terwijl zij hem volgen, omdat zij zijn stem kennen. Een vreemde echter zullen ze niet volgen; integendeel, zij zullen van hem wegvluchten, omdat ze de stem van vreemden niet kennen." Deze gelijkenis vertelde Jezus hun, maar zij begrepen niet wat Hij hun wilde zeggen. Een andere keer zei Jezus tot hen: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik ben de deur van de schapen. Allen die voor Mij zijn gekomen, zijn dieven en rovers, maar de schapen hebben niet naar hen geluisterd. lk ben de deur. Als iemand door Mij binnengaat, zal hij worden gered; hij zal in- en uitgaan en weide vinden. De dief komt alleen maar om te stelen, te slachten en te vernietigen. lk ben gekomen, opdat zij leven zouden bezitten, en wel in overvloed."